Met grote regelmaat komt de gedachte terug: “Wat als het nu eens niet zo was.” Dat er een kaartje op de mat ligt, liefs en groetjes vanaf een zonnig eiland. Dat ze plots voor de deur staat. Dat ze opeens tussen de mensenmassa op het station voorbij komt lopen. Dat het allemaal niet gebeurd was. Dat het allemaal maar in scene was gezet. Opgestaan net als hij. Voor altijd nog in ons midden. Ze leeft voort en maakt deel uit van alle dagelijkse dingen. Herinneringen, iedere kleine handeling, alles wat ik doe heeft ergens wel een relatie met haar, aangeleerd en genetisch bepaald. ze leeft nog, zo verweven is ze dat ik het nog steeds niet de hoop op kan geven haar ooit nog eens te omhelzen.
Vandaag veertien jaar terug alweer. De tijd gaat hard, maar slijten zal het nooit. Ik draag haar mee als een kiezel in de rivier. Mooi en rond gesleten. Tot ook ik zal rusten op de bodem van de zee.
Veertien jaar terug op een evenzo mooie dag, de laatste dagen had ze het weer mee, zoveel ze alles nog mee kreeg, er zaten zelfs kleine konijntjes in de tuin en de kippen en kuikentjes scharrelden door de buurt. Een lente gedicht waar ik maar een enkele regel van ken: ‘O koolmees in het lover’..
Gedane zaken nemen geen keer. Mijmeren mag.